In de vervolgpublicatie Competenties en gedragsindicatoren Onderwijs met ict voor docenten staan naast de competenties deze gedragsindicatoren beschreven met voorbeelden van aantoonbaar, concreet gedrag waarmee docenten kunnen laten zien dat zij de competenties uit het raamwerk beheersen. Hierbij is gebruik gemaakt van de eerder door het iXperium opgestelde sets aan gedragsindicatoren op basis-, senior- en masterniveau.
Een gedragsindicator geeft daarmee antwoord op de vraag: wat moet je zien of horen om te herkennen dat iemand bepaalde competenties beheerst? De objectief waarneembare gedragsindicatoren bieden docenten en beoordelaars de mogelijkheid om de ontwikkeling van de persoon in kwestie op detailniveau inzichtelijk te maken en brengen in beeld in hoeverre hij of zij het concrete gedrag vertoont dat aansluit bij de beheersing van de competenties.
Er zijn competenties en gedragsindicatoren op basis-, senior- en masterniveau. Het basisniveau is van toepassing op docenten die basisbekwaam zijn op het gebied van onderwijsinnovatie met ict. Het seniorniveau is van toepassing op docenten die meer ervaren zijn en anderen (kunnen) begeleiden op het gebied van onderwijsinnovatie met ict. Het masterniveau is van toepassing op docenten die op masterniveau onderwijsinnovatie met ict kunnen vormgeven en doorontwikkelen, aangetoond met een masterdiploma.
Bij het opstellen van gedrag op masterniveau is gebruik gemaakt van internationale standaarden zoals de Dublin Descriptoren (Joint Quality Initiative, 2004) en de European Qualification Framework (European Commission, 2008) en bijbehorende Nederlandse variant hiervan (NLQF3 ). Deze set is gevalideerd in gesprekken met interne en externe experts en praktijkvertegenwoordigers.