SURF Onderwijsdagen 2019

Het is weer november en dat betekent dat de SURF Onderwijsdagen plaatsvinden. In twee dagen kan je de nieuwste snufjes ervaren, jezelf onderdompelen in wat hogeschool-Nederland allemaal doet met technologie en kan je jezelf laten inspireren door verschillende keynote sprekers.

Verslag van onze specialist Leren met ict Tanja van Grinsven

Op woensdag 6 november begon de dag met een keynote van Martijn van Dam (lid van de raad van bestuur van NPO). Hij gaf ons een doorkijk in de geschiedenis van de televisie. Hoe deze was, hoe deze nu is en wat er allemaal aan zit te komen. Met als uiterste een hele straat die naar een klein schermpje kijkt versus een gezin dat allemaal op een eigen device ‘gezellig op zaterdagavond’ televisie kijkt. En wat komt eraan? De jongeren van nu zijn gewend dat ze hun eigen content kunnen kijken op een eigen gewenst moment. Dat wordt alleen maar meer. Waar Martijn voor waakt is de filterbubbel waarin je komt. Daar probeert NPO op in te spelen. Waar grote bedrijven als Netflix je juist proberen te ‘verslaven’ door middel van de filterbubbel, probeert NPO ook suggesties aan te rijken die net buiten je bubbel liggen. Aan het einde doet hij een mooie suggestie om samen te werken met het hoger onderwijs. De jeugd leert in beelden. Hoe kunnen we gezamenlijk bijdragen aan een maatschappelijke relevantie in plaats van een individuele en commerciële waarde?

Gepersonaliseerd leren

Vervolgens was het tijd voor de eerste sessie. Ik heb een sessie bijgewoond van de Fontys hogeschool opleiding ict met Erdinç Saçan. Zij werken gepersonaliseerd zonder schriftelijke toetsen. Dat betekent niet dat ze niet toetsen of dat het alleen maar vrijheid blijheid is. De studenten moeten wel degelijk aan de bak. Op basis van echte challenges van bedrijven kiezen de studenten waar ze mee aan de slag gaan. De docenten helpen de studenten om leerdoelen te formuleren op een gedegen niveau. De toetsing vindt plaats op basis van feedback. Niet direct zeggen of iets goed of fout is, maar een vraag stellen. De studenten zijn per semester tegelijkertijd aan het werk (ongeveer 150 studenten). Er lopen acht docenten rond met elk een eigen expertise. De docenten moeten wel open staan voor verandering. Dat is het grootste probleem waar de Fontys tegenaan loopt (en zij zijn al 8 jaar bezig met deze transitie).

De studenten kunnen kiezen hoe vrij hun onderwijs is:
1) Open innovation: de leeruitkomsten staan niet vast.
2) Demand based: de leeruitkomsten staan vast, de student geeft aan of er behoefte is aan uitleg.
3) Coursed based: gestructueerd lesgeven. Alles staat vast.

In deze sessie was ook een student aanwezig die de open innovation lijn volgt. Hij geeft aan: ‘Het is belangrijk dat je zelf kan kiezen. Het is zonde om dingen die je al weet, nog een keer te doen. Ik vind vooral de workshops van de docenten interessant. Dit maakt dat je naar school gaat’. Op de vraag wanneer een docent waardevol is, antwoordt hij: ‘Je krijgt feedback van een docent. Hij weet hoe het werkt. Hij kan je advies geven over de technologieën.’

De studenten moeten in het begin wel even wennen. Daarom wordt het eerste half jaar een ‘detox’ ingebouwd. Het ontgiften van het oude systeem en geleidelijk wennen aan het nieuwe systeem. Wat zijn succesformules? Rustig beginnen. Niet te snel willen en mensen de gelegenheid geven om mee te kunnen. Begin dus klein, heb vertrouwen in de studenten en speel in op wat een docent wil. Niemand vindt het leuk om uren lang na te kijken. Maar het aller belangrijkste is dat je een visie hebt, dat je erin gelooft en dat je er dan ook voor gaat.

Artificiële intelligentie

De tweede sessie ging over artificiële intelligentie (AI). We startten met de vraag of je een technoscepticus, -realist, -positivist of -evangelist bent? De helft is technopositivist. Silvester Draaijer van de VU neemt ons mee in de technologie van vroeger (AI blijkt al 40 jaar te bestaan) tot nu en geeft ons een blik in de toekomst. Het begint met de vraag wat artificiële intelligentie nu eigenlijk is, maar daar blijkt geen goede definitie van te zijn. Het betreft in ieder geval altijd de volgende twee onderdelen: de systemen zijn autonoom en adaptief (ze kunnen zichzelf aanpassen in de loop der tijd). Volgens Sylvester kan AI binnen het onderwijs eenvoudig een rol spelen bij alles behalve de didactiek. Chatbots zouden simpele vragen kunnen beantwoorden, roosters kunnen maken, etc. De docent begeleidt, doceert en toetst. AI zou wel kunnen helpen bij het vormen van een beslissing over een student. Toetsing is namelijk het verzamelen van data en het interpreteren van deze data. Als we weten wat de studenten aankunnen, dan kunnen we daarop inspelen. Snappet, rekentuin en taalzee zijn hiervan al voorbeelden in het basisonderwijs. In het hoger onderwijs moeten we langer zoeken. De applicaties Grasple en Sowiso helpen bij wiskundige vragen, maar er is ook een systeem dat Perusall heet. Dit is een systeem waarin je een stuk tekst kunnen zetten. De studenten moeten deze tekst beoordelen, hier vragen over stellen, etc. De score van een student wordt hoger naarmate hij snel iets zegt over de tekst, zijn bijdrage gespreid is over de tekst en de kwaliteit van de berichten hoog is. Dit doet het systeem automatisch, daar komt geen docent aan te pas. De discussie die hierbij centraal staat is, wat mag je van studenten vragen bijvoorbeeld in het kader van de AVG. Daar zijn de security officers binnen hoger onderwijs het niet met elkaar over eens.

Vervolgens zien we een fragment uit ‘de toekomst is fantastisch’. Hierin vertellen hoogleraren hoe de wereld met machines en AI eruit gaat ziet. Een hoogleraar stelt: ‘alles wat de mens kan, kan een machines ook en zelf nog beter’. Je komt dan ook op een ethisch dilemma. Wat vinden wij hiervan? Een ander voorbeeld dat een ethische discussie oplevert zijn de hoofdbanden in China. Kinderen hebben een bandje op hun hoofd met een groen of een rood lampje. Bij een rood lampje zijn de kinderen niet aan het opletten. Ook ouders kunnen meekijken hoe hun kinderen op school presteren. Deze sessie laat zien dat we niet bang hoeven te zijn voor de toekomst, maar dat het wel goed is om na te denken over wat ons in de toekomst te wachten staat en hoe we met deze technologieën om willen gaan.

Technologie in onderwijs

De derde sessie is een sessie van vijf verschillende onderwijsinstellingen die een concreet voorbeeld aanreiken van technologie binnen hun onderwijsinstelling. Eerst worden vijf pitches van drie minuten gehouden door de onderwijsinstellingen (Hogeschool Rotterdam, Zadkine ROC Rotterdam, Radboud Universiteit, Tilburg University en de Hogeschool van Amsterdam). Vervolgens mag je in drie rondes naar de onderwijsinstellingen die jij interessant vindt. Ik begin bij onze buren, de Radboud Universiteit. Zij innoveren op cursusniveau en doen dit vraaggestuurd. Welke vragen zijn er en kunnen we een verbinding maken tussen mensen? Het einddoel staat altijd centraal, niet het middel. Hierdoor is het switchen in het ontwerpproces mogelijk. Het implementeren gebeurt samen met de docenten in cocreatie. Sterker nog, als de docenten niet thuis geven, dan houdt het op. Vervolgens wordt geëvalueerd en daarin wordt vooral meegenomen of de verandering de studenten meer intrinsiek motiveert. Alle goede voorbeelden zijn gebundeld in een showcase om anderen binnen de RU te inspireren.

Bij Zadkine (ROC Rotterdam) wordt geleerd door te experimenteren en dus ook door het maken van fouten. Binnen Zadkine konden opleidingen zich inschrijven met een technologisch idee. Hiervoor werd €5.000,- uitgereikt om dit te realiseren. Er kwamen maar liefst 29 ideeën binnen. Enkele zijn uitgekozen waaronder de Hiretime app. Deze app is bedoeld voor niveau 1 studenten. Zij komen met moeite aan een stageplek als ze schriftelijk moeten solliciteren. Met de Hiretime app maken de studenten een filmpje wat zij te bieden hebben. Zo hebben werkgevers een beeld van de student en gaat het meer leven. Studenten vinden hierdoor sneller een stageplek.

Bij de Tilburg university Professional learning zijn ze vooral gericht op een leven lang leren. Ze hebben korte modules van één dag, maar ook meerdaagse modules. Deze modules zijn vaak zeer traditioneel ingesteld. Wat moeten we doen om het leerrendement, effect en plezier in leren te verhogen? Welke technologische en niet technologische middelen gaan we inzetten om dit doel te bereiken? Dat was het uitgangspunt van de Tilburg University. Zij hebben bij de innovation opleiding een cursus omgebouwd waarin een verbinding is gemaakt tussen de on- of offline momenten voor een goede verbinding. Hiervoor worden verschillende technologieën toegepast. In 2020 willen zij zich ook nog meer gaan richten op serious gaming.

Naast de sessies was er ook tijd om rond te lopen in de centrale hal. Hier stond een grote poster van de versnellingsagenda met daarop acht zones waarop universiteiten en hogescholen de komende drie jaar gaan samenwerken. De zones zijn docentprofessionalisering, aansluiting arbeidsmarkt, flexibilisering onderwijs, digitale open leermaterialen, studiedata (veilig en betrouwbaar), evidencebased onderwijsinnovatie, edtech (versnelling onderwijsinnovatie), gezamenlijk koersen op versnelling. Op het bord is te lezen waar iedere zones zich mee bezig houdt. De trekkers van de zones waren aanwezig om te vertellen waar ze tot nu toe staan en waar ze naartoe willen. Er is ook een lab aanwezig waar je allerlei nieuwe snufjes uit kunt proberen. Ik probeer heldhaftig van een gebouw te springen met een VR-bril, maar dat lijkt toch moeilijker dan ik van te voren dacht. Daarnaast werk ik met raw shaping technology (Universiteit Twente) een gedachtenspinsel uit en leg ik de mensen om mij heen uit hoe buitenspel werkt.

De laatste keynote-spreker van de dag is Paul Smit. Hij is filosoof en cabaretier en dat is te merken. Door middel van veel verschillende slides laat hij ons merken hoe ons brein werkt, en dat werkt ook op onze lachspieren. Ons brein denkt het liefst in the box, meer dan 99% gaat volledig op routine. Zo bespaart ons brein energie. Dit is ook de reden waarom verandermanagement bijna altijd mislukt. Het brein heeft veel herhaling nodig. Hoe lang duurt het bijvoorbeeld, gemiddeld, om de juiste besteklade open te maken als je twee lades omdraait? 66 dagen! Verandering is dus herhaling. Je gaat jezelf een nieuwe routine eigen maken. Ons brein bestaat uit drie delen: het reptielenbrein, het zoogdierenbrein en de neocortex. Het reptielenbrein wil veiligheid en routine. Van kinderen die gepest worden gaan de cijfers naar beneden. Die komen in de overlevingsstand en dan is er geen ruimte voor iets anders. Het zoogdierenbrein is de emotie: ‘het moet leuk zijn’! Het zoogdierenbrein kiest altijd de makkelijkste weg. Als je het gedrag van mensen wilt veranderen, dan moet je dus niet een protocol maken, maar dan moet je de omgeving aanpassen. De neocortex is het brein dat nadenkt. Deze is pas vanaf je 23e volgroeid. Dit is het slimste deel van je brein. In de ochtend is jouw neocortex vol energie en dus gedisciplineerd, maar hoe later op de dag hoe minder gedisciplineerd. Als je onder stress staat, dan werkt jouw neocortex niet goed. Wil je mensen veranderen? Dan is twee dagen op de hei goed voor een visie, maar op maandagochtend gaat het reptielenbrein weer over op zijn normale routines en wil het zoogdierenbrein een beetje plezier maken. Het brein gaat bij twee momenten veranderen: bij passie en bij urgentie. Creëer dus een sense of urgency.

Met een hele hoop informatie en inspiratie in mijn bagage sluit ik deze dag af en ook nog met een chocoladereep van Tony’s Chocoloneley. Het was weer inspirerend, tot volgend jaar.